OORSPRONG EN ONTWIKKELING VAN DE FROSCH LAMP

Boven: Romeinse open olielamp, met open reservoir, vervaardigd uit klei, collectie Raedts, objectnummer 004106

Beneden: Romeinse open olielamp, met gesloten reservoir, vervaardigd uit terracotta, collectie Raedts, objectnummer 004114

© Nederlands Mijnmuseum

De Frosch lamp is een voorbeeld van een open olielampje. De eerste open olielampjes stammen uit de tijd van de Romeinen. Zij maakten van terracotta of klei schaaltjes waarin (dierlijk) vet of was kon branden. Daarin plaatste men een lont. De olie of het vet werd door de lont opgenomen en op deze manier had men een brandbare schaal, die als licht en warmtebron kon dienen.

De eerste modernere Frosch lampen begon men rond 1700 te vervaardigen. De breekbare terracotta of kleischaaltjes van de lampen werden vervangen door metalen schaaltjes van ijzer of messing. Hierdoor werd de levensduur van de lampen verlengt en de kwetsbaarheid beperkt.

Vanaf midden 1800 maakt men de Froschen veiliger. In plaats van een open reservoir van olie of vet, waarbij de brandbare vet makkelijk kon morsen, maakte men de oliereservoirs van de lampen dicht. De brandstof veranderde van (dierlijk) vet naar olie, gewonnen uit planten en/of mineralen.

De lampen met open vuur zijn erg geschikt voor vormen van mijnbouw (erts) waar geen gassen aanwezig zijn. Open vuur in combinatie met mijngas, dat aanwezig kan zijn bij steenkolenmijnbouw, vormt een gevaarlijke, al dan niet dodelijke, explosie. In de steenkolenmijnbouw zijn deze lampen over het algemeen gebruikt bij het afdiepen van de schachten, zo ook in Nederland. Als de schachten worden afgediept, zit men in het vaste rotsgesteente, waar nog geen kolenlagen aanwezig zijn, noch mijngas. Daarom kan een lamp met open vuur daar zonder gevaar gebruikt worden.

Rond 1900 wordt de Frosch al niet meer als gangbare lamp gebruikt. In de ertsmijnbouw kwamen toen carbidlampen, die schoner brandden, minder gevaarlijk waren en een beter en grotere lichtopbrengst hadden. De Frosch had toen (in de moderne vorm) een goede 200 jaar als lichtbron gediend.

(Börkel,Werner; Woeckner, Horst: Des Bergmanns Geleucht, IV. Band, Essen, 1983)